IN ENGLISH

Sonni Schey-Birnbaum werd op 26 mei 1928 te Berlijn geboren in een traditioneel Joods gezin. Haar jeugd werd wreed verstoord toen haar vader op transport naar Polen werd gestuurd en zij zelf, na de Kristallnacht van 1938, met twee broertjes en twee zusjes onder haar hoede naar Nederland moest vluchten. Haar hoogzwangere moeder volgde korte tijd later en ook haar vader kon zich, dankzij contacten in Nederland, bij hen voegen. Het gezin was weer compleet.
In 1939 eindigde hun tocht in vluchtelingenkamp Westerbork dat, kort na de Duitse inval, een berucht doorgangskamp werd. Na vele bange jaren werd de familie in januari 1944 alsnog op transport gezet naar Bergen Belsen. Al in Westerbork hadden Sonni's ouders zich ontfermd over de vele weeskinderen. En ook in Bergen Belsen runden ze het weeshuis, waarvoor ook de vijftienjarige Sonni zich volledig inzette. In de chaos vlak voor de bevrijding van dit concentratiekamp evacueerden de Duitsers haastig drie treinen vol met uitgemergelde en zieke Joden naar onbekende bestemming. Zo zwierven de Birnbaums, samen met vijfentwintighonderd andere lotgenoten, dertien dagen door het ineenstortende Derde Rijk. In Tröbitz stuitte 'Het Verloren Transport’*, zoals deze trein met menselijke vracht later genoemd werd, op zijn Russische bevrijder. In het Westen wist men niets af van dit transport, en het duurde nog maanden voordat de repatriëring op gang kwam. In augustus 1945 keerde Sonni met haar familie terug naar Nederland. Het gezin Birnbaum had de verschrikkelijke nachtmerrie overleefd, maar grootouders, ooms en tantes, neven en nichten waren in het niets verdwenen. Een jaar later vertrok Sonni met haar familie naar Palestina om een nieuw leven op te bouwen. Sonni woont nu in Ramat-Gan met haar man Joshua en heeft drie kinderen en zestien kleinkinderen.

Tamar Haimov-Schey werd op 28 december 1955 te Jeruzalem geboren. Ze is Sonni Schey-Birnbaums tweede kind. Op achtjarige leeftijd verhuisde ze met haar ouders en broer naar Ramat-Gan; een voorstad van Tel Aviv waar twee jaar later nog een zusje werd geboren.
Haar religieuze achtergrond gaf haar het recht om de dienstplicht te weigeren. Desondanks koos ze ervoor om na haar middelbare school twee jaar in het Israëlische leger te dienen. Tijdens deze periode werd ze verliefd op de jonge, religieuze soldaat Danny, die ze na hun dienstplicht haar jawoord gaf. Ze betrokken een woning in Jeruzalem en studeerden beiden voor leraar. In 1981 verhuisde het onderwijsechtpaar, inmiddels twee kinderen rijker, naar het Noorden. Drie verhuizingen later vestigden ze zich in de religieuze moshav* Qeshet op de Golanhoogte. Daar wonen ze tot op de dag van vandaag, met nog eens zes kinderen. Tamars moeder maakt regelmatig de reis naar de hoogvlakte om haar dochter en kleinkinderen op te zoeken. De herinneringen aan de oorlog leven, maar overheersen allerminst. [Uit: ‘Kinderen van de Hoop’, 1998].

Update 2013:

Sonni woont nog steeds in Ramat-Gan en is sinds oktober 2008 weduwe. Ze is nog zeer actief en tot nu toe gezegend met achttien kleinkinderen en negentien achterkleinkinderen.

Tamar werkt nog als lerares en woont nog steeds in moshav Qeshet op de Golanhoogte . Ze is tot nu toe oma van vijftien kleinkinderen. (Zie ook de documentaire ‘open Oog – open Ik’).

 

* ‘Het Verloren Transport’ (Lost Transport): in de chaos vlak voor de bevrijding van
   concentratiekamp Bergen Belsen evacueerden de Duitsers haastig drie treinen vol met
   uigemergelde en zieke Joden naar onbekende bestemming. Een van deze treinen
   zwierf met vijfentwintighonderd Joden dertien dagen door het ineenstortende Derde
   Rijk. In Tröbitz stuitte dit Verloren Transport op zijn Russische bevrijder. In het westen
   wist men niets af van dit transport, en het duurde nog maanden voordat de repatriëring
   op gang kwam [Uit: ‘Kinderen van de Hoop’, 1998].

* moshav(iem): een type dorp (coöperatieve nederzetting) in Israël waarvan de inwoners
   zich in hoofdzaak met landbouw of veeteelt bezighouden en – hoewel zij in 
   tegenstelling tot de kibboets hun eigen huishouding voeren en een eigen bedrijf
   hebben – collectief in- en verkopen. Ook de bodem, landbouwwerktuigen, winkels
   etcetera zijn in collectief eigendom [Uit: ‘Kinderen van de Hoop’, 1998].


         BACK TO OVERVIEW